Blogpost door Janny Blankenstijn
Ik ben aangeschoven bij een vergadering van cliënten. Er zijn 8 cliënten die ieder in een appartement wonen in dit gebouw. We zitten nu in hun gemeenschappelijke ruimte.
Er zijn ook 2 begeleiders bij en met elkaar bespreken ze de gang van zaken. Er is een agenda gemaakt met bespreekpunten. Eén van de cliënten is aangewezen als voorzitter. En er wordt een verslag gemaakt.
Ik ben uitgenodigd om iets over mijn werk te vertellen. Na de opening is dat het eerste agendapunt.
Ik begin gelijk maar met een moeilijke vraag!
Die moeilijke vraag gaat over mijn werk. Ik vraag: ‘hebben jullie enig idee wat een geestelijk verzorger is? Waar denk je aan bij dat woord, geestelijk verzorger?’
Eerst blijft het stil, ik zie glazige blikken….Ik zie mensen denken: Geestelijk verzorger? Wat is dat? Geen flauw idee!
Dan worden er toch een paar pogingen gedaan:Iemand zegt: ‘Is het iets met zorg soms? Met verzorgen? Ben je een begeleider die ook medicijnen geeft?’ ‘Nou ja’ zeg ik ‘het heeft zeker te maken met zorgen voor mensen! Maar ik ben geen verpleegkundige, dus medicijnen geven dat kan ik niet. En ik zorg ook niet voor het schoonmaken van je appartement, en ik help ook niet bij wassen en aankleden. Maar… jouw idee van ‘zorgen voor’ is wel heel goed bedacht. Kunnen we bedenken waarvoor ik dan zorg?
Dan zegt een ander: ‘geestelijk, is dat niet iets van de kerk?’
Nou, ook dat is een goed idee, maar het klopt niet helemaal. Ik ben niet van de kerk.
En nog een ander zegt: ‘Of iets van je hoofd, wat je denkt’. Nou, dat denken er meer, daar zou iets in kunnen zitten.
En dan zijn we toch een heel eind gekomen.
Want een geestelijk verzorger is er om met mensen mee te denken over vragen die ze over hun leven hebben. Dus vragen die ze bedenken, in hun hoofd. Over dingen die zijn gebeurd in hun leven. Dingen waar ze graag over willen praten, of die ze op een andere manier moeten verwerken. We noemen dat levensvragen. En ook je geloof kan een levensvraag zijn, daarom was die gedachte aan de kerk best logisch.
Als we doorpraten blijkt dat de groep heel goed levensvragen kan bedenken. Ze noemen voorbeelden en vertellen ook uit hun leven. Bijvoorbeeld dat ze lieve familieleden missen, die dood zijn. Of dat ze het moeilijk vinden dat ze geen betaald werk kunnen vinden.
En ze kunnen zich voorstellen dat het fijn kan zijn om daar met een geestelijk verzorger nog eens over door te praten. Nou dat kan, want daar ben ik nu juist voor.